Henk van Kuijk: Johan Cruijff Stadion

Foto: henk van Kuijk

Het is één jaar geleden dat Johan Cruijff overleed. Hij was een geweldige voetballer, en niet bepaald een meeloper met de massa. Het is een kenmerk van creatieve mensen. Het zijn geen kuddedieren, ze vallen ook daarom op. Cruijff had zodoende niet alleen maar vrienden, maar ook tegenstanders. Alleen al waar het gaat om het 4-3-3 systeem. Maar Cruijff kende ook één pittige spreuk: “Mijn wil en opvatting is wet.” Dat was ook zo in de roemruchte “Ajax Revolutie”. Die was voor een aantal medewerkers van Ajax berucht, en keihard. Dat lijkt mee te spelen in de discussie of de Amsterdam Arena moet worden omgedoopt in “Johan Cruijff Stadion”.

Toch mag dat geen punt van overweging zijn. Ajax heeft simpelweg veel aan Johan te danken, klaar. Een wereldvoetballer, die een echt aandenken in de sport verdient. Geen stemmen van voor en tegen. En dan het geld, natuurlijk weer. Kennelijk kan de Arena b.v. per jaar 3 miljoen verdienen door de Arena bijvoorbeeld “De Amsterdam Diamant Arena” te noemen. Dat is 30 miljoen in tien jaar. Voor nieuwe spelers, zegt u? Neenee, dat geld gaat dan helemaal niet naar Ajax, maar naar de Arena b.v., een bedrijf, dat ook popconcerten organiseert. Dat is het gevolg van de fout die Ajax en Amsterdam in het verleden maakten toen de Meer werd verlaten, en er een nieuw, multifunctioneel stadion werd gebouwd, met diverse financiers.

Natuurlijk had het een Ajax voetbalstadion moeten worden. Nu zijn er teveel mensen met belangen die vingers in de financiële pap hebben. En met “Johan Cruijff Stadion” verdienen ze niks. Dus zijn ze tegen. Nu hield Cruijff zijn eigen zakelijke belangen ook goed in gaten, maar hier zou hij anders hebben gedacht. Het wordt tijd dat de Amsterdamse politiek eens die directe vrije trap over dat betonnen muurtje in het net gaat schieten. En zich niet buitenspel laat zetten in deze kwestie. Nu mag eens het geld niet de doorslag geven, dat is al veel te veel het geval bij de puissant rijke clubs in Europa, met die uit de pan gerezen salarissen.

Mijn zwager die in de zeventiger jaren voor DOS en FC Utrecht speelde vertelde me laatst: “Ik had een baan naast het voetbal, in mijn schildersbedrijf. s Avonds moesten we zo nu en dan oefenwedstrijden spelen.” Dan moest ik soms schilderwerk laten schieten. Voor zo’n wedstrijd kregen we dan zeven gulden vijftig.”

Henk van Kuijk