Henk van Kuijk: Rondes kijken

Foto: henk van kuijk wielrennen

Rondes kijken

Het wielerseizoen is weer begonnen. De grote klassiekers zijn weer voorbij, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik. Nu komen de grote rondes. Elke dag kijk ik nu naar de Giro d’Italia. Eens startte die in Amsterdam, en reed ik met makkers van mijn sportschool een mini-rondje naar Spaarnwoude en weer terug. We kregen spaghetti in de velodromo van Slotervaart, en een roze shirt van Boretti keukens. Ik was apetrots. In dat shirt beklom ik de hoogste weg van Europa, de Col de la Bonnette, 2850 meter hoog, aan de grens van Italië, 100 kilometer boven Nice. Automobilisten uit Italië riepen naar me: “Pantani! Pantani!” Maar ik was blij dat ik Pantani niet was, die is al lang dood.
De Giro begon nu in Israel, wel een beetje vreemd, maar goed, nu gaan ze misschien ook daar fietsen. Gisteren reden ze weer in Italië, gelukkig, en beklommen ze de Etna. Zo heette vroeger het fornuis van mijn moeder. En van mijn vader, o nee, vooral van mijn moeder. Zij had zeker geen Boretti keuken. Keuken was vroeger alleen het woord voor het kookkamertje, nu betekent het vaak een compilatie van dure apparaten en kasten. Ik geniet van het landschap van Sicilië. Ik moet bekennen, als ik echt alleen de wedstrijd zou bekijken, dan zette ik Eurosport pas een half uur voor de verwachte finishtijd aan. Om half vijf. Want tja, dan begint de echte sport en de echte wedstrijd pas. Daarvoor babbelen en boemelen de renners 150 kilometer lang. Ik ken vrouwen die de Tour de France alleen bekijken vanwege de natuur, de dorpjes en kastelen. Van de gele trui weten ze niets. Zelfs van valpartijen kunnen ze nog wel genieten, als het ravijn maar mooi is. Vandaag reden de renners door het arme Calabrië. De helikopter vloog over een heuvel met terrassen van huizen als ruïnes. Hij merkte op: “Dat dorp heeft wel wat onderhoud nodig…”.
Tien seconden later verscheen links onder een berichtje: “Dit is het oude terrassendorp Civita Caminata, verwoest in 1665, nu een monument”, in het Italiaans dan. De commentator bleef wijselijk even stil. Maar inderdaad, na lange rechte wegen en renners veel van boven in peloton, begon om half vijf het peloton eindelijk de arme vluchters in te lopen, kwam er nog een gepland bergje, waar ze eraan gingen trekken, en vijf kilometer voor de streep barstte het spektakel echt los. Elke ploeg probeerde zijn sprinter “in stelling te brengen”. Wel jammer is dat je dan echt geen tijd meer hebt om het stadje goed te zien. Je ziet dan opeens ook meer lage opnamen, met veel juichend publiek. Dat geeft natuurlijk ook meer idee van een wedstrijd, opeens. In plaats van een paard dat in de wei meeholt met het peloton, of wuivende velden zonnebloemen. Menige echtgenote is dan al lang naar de keuken om af te wassen. Heel tevreden is ze met het wielrennen, er waren weer veel kastelen, heuvels en ruïnes te zien, deze wedstrijd. En als de wedstrijd dan echt is afgelopen, na de rondemissen, komt ze terug uit de keuken en vraagt: “Schat, gaan we volgend jaar op vakantie naar Italië?”

Henk van Kuijk